Want zo is het altijd.
Er is een pril begin. Van ontdekken en inademen van de nieuwe lucht.
Die zoveel zuurstof bevat dat ze bijna verstikt.
Er is de onzekerheid. Maar.
Iedere film vertelt weer.
Datzelfde verhaal. Het nieuwe begin.
De schoonheid van een pure start.
En dan is er het gat. Men struikelt.
Valt bijna. Over die ongeziene steen. Onbeduidend.
Maar.
Hoog als een muur.
Men laat zijn voeten zich erin verstrikken.
En weldra volgt het hoofd.
De toeschouwer kijkt vanop de zijlijn en schudt meewarig.
Alles is uitgestippeld. Maar men loopt buiten de lijn.
De film. Die eindigt goed.
Men weet dat de overwinning volgt.
Het misverstand wordt uitgeveegd.
En er is een nieuw begin. Het voorgaande lost zich op.
In een zee van zwavelzuur, bruist het aan ons voorbij.
Onze werkelijkheid vormt zich aarzelend.
De steen blijft liggen. We lopen er om heen.
Behoedzaam.
Met handen die ons toereiken.
Voor de maar.
We lopen het pad af. Achter de bocht ligt hij.
Maar.
We zien hem niet.
Zullen hem ontdekken. En de kronkeling doorstaan.
Van zijn onvoorspelbaarheid.
En onbestemdheid.
Want achter de bocht ligt de.
Maar.
Die ons behoedt van.
De rechte lijn.