Het is zo ver. Hij praat nu met bomen.
Zijn oor legt hij te luisteren tegen een groot uitgevallen kamerplant, die indruk heeft gemaakt met zijn robuuste stam, en zijn ogen knipperen van ontzag bij het gefluister van wat hij de ‘wijze boom’ heeft genoemd. Bij wijze van tijdverdrijf orakelt het stuk natuur, dat sinds dezenamiddag mijn woonkamer bewoont, erop los. Met mijn zoon als zijn tussenpersoon om mij boodschappen van de kosmos door te geven.
Ik heb het snel water gegeven en mezelf ingeprent dat ik dat vanaf nu regelmatig moet doen. Het voelt als een grote verantwoordelijkheid. Indien ik eerst had dienen een plant in leven te houden, vooraleer kinderen op de wereld te mogen zetten, dan zou ik nu nog steeds onvoortgeplant door het leven gaan. En gezien dit exemplaar wel eens mijn stok der blinden zou kunnen worden, wil ik hem de eer aandoen die hij verdient. Intussen legt mijn zoon zijn hele aangezicht ertegen te rusten. En krijg ik slechts onsamenhangende antwoorden op mijn levensvragen. Uiteindelijk schakel ik over op eenvoudigere dingen, zoals het weer voor morgen.
‘De boom weet het niet,’ zegt het medium aarzelend.
Daar sta ik dan, in de steek gelaten door de kosmos.
Ik toon mijn teleurgestelde blik, ik had enige hoop gesteld op een bron van wijsheid. Een aarding met de natuur.
‘Hij slaapt nu.’
Ik ga dan maar door met mijn dagelijkse leven, achterblijvend met mijn existentiële vragen waarvoor mijn boom zich dood houdt.
‘We zullen het morgen wel zien,’ sust mijn zoon, ‘de wijze boom weet niet zoveel.’
En dan begrijp ik het weer. Hoe alles in elkaar zit in het leven. En de boom voelt plots veel wijzer aan dan ik hem had gegeven.
Grijns 🙂
Moest het écht werken: ik zou er van de slag groene vingers voor kweken! 😉