Ze kijkt naar de kleine jongen, en hij kan het niet verbergen hoe hij droomt van verre reizen en zanderige ondergronden, die hij met zijn blote voetjes wil bewandelen. Op zijn luttele leeftijd op deze aarde weet hij het al: hij wil de wereld ontdekken en bereizen. Haar betreden, steeds verder en verder. Zoals zijn ouders het hadden gedaan. Zijn ouders de ontdekkingsreizigers, maar nooit teruggekomen van hun laatste reis. Als ze in zijn ogen kijkt, ziet ze diezelfde voorliefde voor de blakende zon, de gekruide geuren, het overleven van de spelingen der natuur. Hij wil leven op alle continenten en zijn voetafdruk laten overal ter wereld. Om te kunnen bestaan.
Ze neemt zijn kin in haar handen om hem te dwingen naar haar te kijken.
‘Als je heel ver reist jongen, kom je uiteindelijk terug op hetzelfde punt als waar je vertrokken bent. Want de aarde is rond.’
Hij knikt. Hij wil alleen maar denken aan slapen onder de blote sterrenhemel met de zoemende insecten rond zijn gebruinde lichaam.
De vrouw neemt hem bij de schouder.
‘Ik heb de wereld niet gezien. Ik heb de wereld niet willen zien. Er is het hier en het nu. Mensen die reizen zijn mensen die hun geluk elders trachten te vinden. Die de schoonheid najagen zonder de magie in hun eigen tuin te willen zien. Zonder de bloemen te zien die tussen de terrastegels achter hun huizen doorgroeien. Zonder onze eigen kust te waarderen en het koele zand tussen hun tenen, de zilte geur van de lucht en de bonte winkeltjes zonder ziel.
Ik heb me altijd afgevraagd wat die mensen achterna reizen. Wat ze missen in hun hart en wat ze verloren zijn in hun leven om zulke grote afstanden te moeten overbruggen om te vinden en te overwinnen. Om zichzelf te vinden in een omgeving die de hunne niet is. Zo zit ik niet in elkaar. Ik zie wat er rondom mij gebeurd. Ik kan op mijn blote knieën danken voor het werelddeel waarin ik geboren ben en het gemak van leven dat wij mogen ervaren, zonder te moeten zien hoe anderen lijden onder een blakende zon en zonder voldoende eten en drinken.
Het leven is in er wat rondom ons gebeurd. Je moet niet zoeken duizenden en duizenden kilometers ver wat je hier in je hart kan vinden. Hoe groot is de wereld? De wereld is hier, mijn kind’
Ze pauzeert en ziet de teleurgestelde blik in de ogen van de jongen. Verbaasd kijkt ze hem aan. Dan maakt ze het goed door te glimlachen, zijn smalle lichaampje in haar armen te drukken en kusjes op zijn hoofd te duwen. Ze voelt de scherpe en korte haartjes van zijn schedel en laat ze over haar gezicht schuren. Wat een heerlijk gevoel voor hen allebei. Hij is nu afhankelijk van haar. Elk kind heeft een volwassene nodig om groot te kunnen worden. Hij voelt haar liefde voor hem en hij houdt als vanzelfsprekend ook van haar. Omdat ze voor hem zorgt.
‘Jij mag je eigen weg vinden. Kijk eens naar mij.’
Hij richt zijn hoofd op en ziet haar blauwe ogen schitteren in het lauwe maanlicht dat hen omringt. De donkere maar nog steeds warme zomerlucht vult de kamer vult de kamer als een tastbaar deken.
‘Ik vraag je niet om het eens te zijn met wat ik denk. Ik vraag je alleen om te luisteren en om daarna aan je eigen leven te bouwen. De wereld is zo groot als jij hem maakt’
Ze glimlacht om zijn vertwijfelde gezicht. Hij is in de war.
Hij wil alleen kijken in de duizenden foto’s die zijn ouders hem hebben nagelaten van hun wilde reizen.
Het waren grote reizen die ze maakten. Afrika. Echte reizen, zoals zijn vader ze omschreef. Een mens in het zand. Een mens onder de zon. Honger. Buiten slapen. Insectenbeten. Terugkomen met lang haar en vuil onder de nagels. Vel over been. Maar met een enorme rijkdom in het hart. Zien. Echt zien.
Hij kijkt op met tranen in zijn ogen. Hij is vertwijfeld dat deze vrouw waar hij zo is van gaan houden, ‘zien’ iets helemaal anders vindt dan wat hij tot nu toe had geleerd. Met zijn vijf jaren waren er reeds een paar zekerheden in zijn leven.
‘Jij gaat later reizen,’ zegt de vrouw plots met een kordaatheid waarvan hij opschrikt. ‘En dan ga jij het mij vertellen. Wat ik heb gemist. Wat ik nooit heb gevoeld. En waarvan ik het bestaan zelfs niet ken.’
Hij knikt, steeds enthousiaster. Zijn hoofd is alweer vertrokken naar verre oorden.
‘En dan zal ik het ook zien. Want als jij het vertelt, moet het wel waar zijn. Maar eerst ga jij groot worden in mijn achtertuin.’
Ze kijken naar elkaar en voelen hun liefde groeien terwijl de wereld zich opent zich voor hun verbond.