Het wist me steeds weer een glimlach te ontlokken. Hoe het pas geboren ochtendlicht in al zijn hevigheid voor mijn voeten neerviel bij het openen van het raam, alsof het zich in zijn haast om de dag te laten ontluiken, was voorbijgelopen en vervolgens struikelde van ongeduld. Elke dag stond ik het op te wachten en elke keer opnieuw verloor het zich in zijn kinderlijke enthousiasme. Ik kon het horen beuken tegen het oude raam en met een meewarige glans in mijn ogen duwde ik de sloten van de luiken uit elkaar. De scharnieren knarsten onder hun gebruikelijke weerbarstigheid maar lieten zich telkens weer overwinnen, om dan met een hernieuwde kracht de ochtend te laten openbreken in haar schaamteloze eenvoud van elke dag. Even moest ik knipperen bij de pracht waar ik niet aan gewend kon raken en het is misschien ook daarom dat ik schrok, toen hij ineens achter me stond en zijn schaduw wierp op mijn leven.
Hij was binnengedrongen in de intimiteit van mijn slaapkamer zonder enige aanwijzing te geven die me had kunnen voorbereiden op zijn komst. Er vormde zich een grijns op zijn gezicht als antwoord op de verbazing van het mijne. Met afschuw keek ik naar de zeis die hij zonder aarzelen maar pijnlijk traag over mij liet neerkomen en hoe mijn handen zich in eenzelfde beweging rond de bloedende wonde vouwden. Mijn ogen waren groot en vol ongeloof. De stilte trok zich op als een steeds zwaardere vesting tussen ons omdat we beiden beseften hoe weinig we elkaar te zeggen hadden. Ik begreep dat ik moest handelen wilde ik me niet laten verteren door mijn onbegrip voor zijn lafhartige daad, binnen wat ik als mijn veilige haven had gezien.
Ik trok mijn handen terug en mijn benen zetten zich in beweging, en met een kracht waarvan ik niet wist dat ze in me huisde, zette ik de achtervolging in. Ik zag het bloed een spoor trekken achter mij, maar ik kon nu niet meer terug. Zo kon en wilde ik niet sterven, betrapt op mijn kinderlijke levensvreugde bij het aanbreken van de dag. Ik schreeuwde hem toe, met alle woede die zich in mijn lijf en leden opgestapeld had. Mijn benen droegen mijn lichaam met een doorzettingsvermogen waar ik zelf van schrok. Hij had het recht niet me te doden op deze stralende dag.
Zijn gezicht trok zich in een kramp van ongeloof, toen hij besefte dat ik hem had ingehaald. Hij was het gewend om gehoorzaamd te worden, hij was de overwinnaar, men deinsde voor hem terug. Er werd steeds over hem gepraat met een angst die hem allesoverheersend maakte, en die iedereen vervulde met ontzag voor zijn definitieve oordeel. Hij was het die besliste, wanneer het einde der dagen gekomen was. Hij verscheen als een zwarte gedaante op de dag des oordeels en daar kon geen sterveling tegenop. Maar ik aarzelde niet en hakte met zijn zeis in zijn lichaam. Zijn ogen verraadden alleen zijn vertwijfeling, terwijl hij langzaam in elkaar zakte. Zijn lippen leken een excuus te prevelen, maar ik kon nog steeds geen enkele sympathie voor hem opbrengen. Hij had me willen kwetsen op mijn zwakke plek en daar had hij een cruciale fout begaan, wellicht nu pas zou hij beseffen dat zelfs hij zich niet alles kon permitteren. De onverwachte tegenstand had hem doen wankelen en hij bleef hevig bloedend achter. Hij had de wilskracht niet om door te gaan, voorlopig zou hij me gerust laten. Ik veegde het bloed van mijn lichaam met de rug van mijn hand en zag hoe het vermengd was geraakt met mijn tranen.
Het voelde vreemd aan om weg te wandelen van zijn hulpkreten. Hoe hij zo’n menselijke kenmerken kon vertonen in zijn abstracte voorkomen. Ik dacht eraan terug, alle dagen van mijn leven, bij het openen van het raam om de nieuwe dag te verwelkomen. Hoe hij de arrogantie had getoond me dit ontluiken te willen ontzeggen. En het was pas vele jaren later, toen ik de avond al voelde binnensluipen langs de raamkozijnen, en het donker de laatste streepjes zon zag inademen, dat ik overvallen werd door het gevoel dat zijn tijd nu wel was gekomen. En met zijn komst, de mijne. Ik sloot het raam om het vergaan van de dag niet te hoeven zien en voelde hoe hij achter me stond, en zonder me zelfs maar om te draaien voelde ik de scherpe pijn, die het doek liet vallen over mijn leven. Met een glimlach om mijn lippen stuikte ik in elkaar.